Theo van Delft, 1931
Aan de Buitenhaven staat een woonhuis van rond de eeuwwisseling in rode baksteen opgetrokken. Het heeft een souterrain en om er binnen te komen moet een trapje opgeklommen worden. Eens heeft hier een opmerkelijk man gewoond op het adres: Buitenhaven 5. Karel Azijnman werd op 19 april 1876 geboren als enige zoon van de Bossche sigarenfabrikant Mauritz Azijnman. Hoewel hij als beoogde opvolger van zijn vader een speciale opleiding voor de sigarenindustrie in Bremen volgde, is hij zijn vader nooit opgevolgd. Nadat hij zijn studie voltooid had, bleek al spoedig dat hij niet deugde voor het bedrijfsleven. Op voorwaarde dat hij zich niet met de fabriek zou bemoeien, kreeg hij van zijn vader een ruim jaargeld. Daarvoor kon hij zich veroorloven reizen te gaan maken. Meestal was het reisdoel Italië, maar ook Parijs en Londen werden bezocht. Hij ontpopte zich als een groot kunstliefhebber. Ook oude instrumenten, in het bijzonder oude violen, hadden zijn warme belangstelling. Tijdens deze reizen begon hij te verzamelen. Tijdens of kort na de Eerste Wereldoorlog verhuisde hij naar het pand Buitenhaven 5. Het huis werd volgepropt. Toch besefte hij waarschijnlijk niet overal de waarde van. Het doet ons nu tenminste vreemd aan, dat hij in Parijs gekochte originele litho's van Toulouse Lautrec gewoon op de muren van het trappenhuis plakte! In de twintiger jaren werd Karel Azijnman steeds meer betrokken bij het culturele leven in 's-Hertogenbosch. Hij begon als bestuurslid en later vice-voorzitter van de Bossche Kunstkring met Herman Moerkerk tentoonstellingen te organiseren. Deze activiteiten leidden ertoe, dat hij in 1925 ook werd gekozen in het bestuur van het Provinciaal Genootschap, dat de beschikking had gekregen over de middeleeuwse Sint-Jacobskerk in de Bethaniëstraat. Die werd na een grondige verbouwing ingericht als Centraal Noordbrabants Museum. Tegelijkertijd ontstond er een bestuurscrisis, die tot gevolg had dat in 1926 Karel Azijnman penningmeester en conservator van het museum werd. Maar hij deed meer. Niet alleen zette hij anderen aan, het museum schenkingen te doen, hij droeg zelf ook bij aan de collectie. Hij was onder meer kenner en een verwoed verzamelaar van tinnen gebruiksvoorwerpen. Een groot gedeelte van deze collectie schonk hij in 1935 aan het museum. In datzelfde jaar werd het museum ook verrijkt met zijn Judaica-verzameling (Joodse religieuze voorwerpen). Azijnman was van Joodse afkomst. Al eerder schonk hij het museum schilderijen, uithangborden en vijftien prenten naar Breughel en Jeroen Bosch. Karel Azijnman overleed in 1936. Na zijn dood kreeg het museum van de erfgenamen nog koperen kandelaars en vijzels, zilveren penningen en pijpewroeters, zodat het huidige Noordbrabantse Museum thans een zeer groot gedeelte van de verzamelingen van Karel Azijnman bezit.Onder de titel 'Een eigenzinnige verzamelaar' publiceerde dit museum in 1989 een beschrijving van deze verzameling. Het pand aan de Buitenhaven waar deze verzamelaar woonde en dat hij nog volgestouwd had met zijn collectie, heeft ook nu nog met verzamelen te maken, maar met de commerciële kant ervan: Van Lokven Postzegelveilingen is er gevestigd. |
1996 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel. Karel Azijnman, een opmerkelijk manBrabants Dagblad donderdag 11 januari 1996 (foto) |
1989 |
B.M. Vermet, B. Dubbe, A.M. KoldeweijEen eigenzinnig verzamelaar. De collectie Karel Azijnman 1876-1936Het Noordbrabants Museum | 's-Hertogenbosch 1989 |
Max Cahen, Joden van 's Hertogenbosch in mijn jeugd, 1920-1940, in anecdotische beschrijving : Een wandeling langs hun woningen (1979) 7, 18, 24, 25
Margriet van Boven, Noordbrabants Museum (1979) 16
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 133, 265
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 82
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 202
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 386, 387
Truus Wertheim-Cahen e.a., In vrede en vriendschap (2014) 50, 57-58, 245